Symposium Historisch Gebruiksglas 2017

Ook het tweede symposium op 09 september vond plaats in het Rijksmuseum van Oudheden. Het programma bood een overzicht van de historische ontwikkeling op glasgebied: van een museale collectie Romeins glas, vroege glasproductie in een Duits klooster, glasvondsten uit de 17e eeuwse beerput van een Amsterdamse kerk tot de geschiedenis van een inktpotje die met komst van de balpen in 1934, ten einde liep.

René van Beek, conservator bij het Allard Pierson Museum (Universiteit van Amsterdam) besprak het belang van en de omgang met de collectie Romeins glas van het museum en gaf diverse hoogtepunten en voorbeelden van de nieuwe opstelling. Deze stapt af van de strikte chronologie om met een thematische opstelling de context van de voorwerpen beter tot z’n recht te laten komen. Daarnaast vroeg hij zich of  hoe om te gaan met restauratie. Moeten we sterk geïriseerde of  nog slechts uit fragmenten bestaande voorwerpen wel ingrijpend ‘schoonmaken’ of aanhelen tot een bijna nieuw ogend voorwerp? Gaat de authenticiteit ervan dan niet grotendeels verloren? Of is het beter zo’n voorwerp in de bestaande staat te laten en er een moderne replica naast te zetten? Vragen die iedereen die historische objecten verzamelt of bestudeert bezig zal houden.

Hans-Georg Stephan,  professor aan de Martin Luther Universiteit van Halle-Wittenberg beschreef zijn onderzoek naar de glasproductie uit de Karolingische tijd in de Duitse kloosters Bodenfelde & Corvey. Algemeen neemt men aan dat de ‘Waldglas’ productie in Duitsland pas in de 11e eeuw op gang is gekomen. Natron voor het daarvoor gebruikelijke glas was met het vertrek van de Romeinen niet meer te krijgen, zodat men overging op lokaal gewonnen potas uit planten. Dat vereiste wel een hogere smelttemperatuur en dus een betere ovens. Ook moest de organisatie van de glashutten veranderen door de grotere behoefte aan hout. Op grond van zijn uitvoerig toegelichte onderzoek meende Stephan deze omslag een paar eeuwen vroeger, in de 9e eeuw, te kunnen plaatsen. Dat zou veel wat nu als bekend wordt aangenomen over de historische glasproductie op losse schroeven zetten maken. Stephan’s onderzoek gaat door en we zijn benieuwd naar zijn resultaten.

 

Jaap Kottman, specialist archeologisch glas en oud medewerker van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed sprak over de glasvondsten uit de beerkelder onder de 17e eeuwse kerk `Ons lieve Heer op Solder` in Amsterdam. Bij de opgraving in 2013 werden 11.066 scherven aangetroffen. Kottman toonde het ‘betere puzzelwerk’ om al deze scherven -op tafels in zijn eigen huis uitgespreid en bewerkt door hem en zijn vrouw- uiteindelijk samen te voegen tot 768 voorwerpen, waarvan zo’n 300 bekers, kelkglazen en roemers. Omdat de vondsten voor een groot deel uit de relatief korte periode van 1675-1725 stammen geven ze een goed inzicht over het dagelijkse gebruik van drinkgerei in de late 17e en vroege 18e eeuw. Anders dan men zou kunnen denken, was het type drinkgerei niet onmiddellijk verbonden met de welstand van het huishouden. De uiteindelijke resultaten van het onderzoek moet de Amsterdamse dienst Monumenten&Archeologie later nog publiceren.

Johan Soetens, hoofdredacteur van het Glashistorisch Tijdschrift, beschreef de opkomst en ondergang van de inktpot, een eenvoudig en vaak slordig gemaakt glazen voorwerp dat iedereen vroeger wel in huis had. Voorwaarden waren de algemene leerplicht, het verbod op kinderarbeid, de uitvinding van de stalen pen als opvolger van de ganzenveer. En uiteindelijk dankt dit alles z’n bestaan aan het alfabet, een Griekse bewerking van de Fenicische interpretatie van het Soemerische spijkerschrift. Soetens liep deze stadia, in historisch juiste volgorde, door en beschreef en toonde de specifieke attributen en betrokken personen als schrijvers, uitvinders en natuurlijk ook de inktpotjes zelf. Hij toonde het grote verschil tussen de meestal slordig gemaakte Europese inktpotjes en die uit de Verenigde Staten, waar veel aandacht werd besteed  aan de kleur, de vorm en de afwerking. En uiteindelijk kwam hij bij 1934, toen Wilhelm Wagenfeld en Andries Copier hun ‘design’ inktpotten ontwierpen. Maar ook in dat jaar vond Ladislas Biro de balpen uit en maakte tenslotte een eind aan de fles inkt in huis.

Vorig jaar was de winnaar van de eerste Ina Isings Glasprijs al bekend gemaakt, Michel Hulst met het artikel: ‘Alledaags of Rariteit. Een bijzondere archeologische glasvondst uit twee Amsterdamse beerputten’. Nu werd zijn prijswinnende artikel, met het juryrapport en alle voordrachten van het vorige symposium in een mooi boekje aan alle aanwezigen uitgereikt. Dat wordt het begin van een jaarlijkse reeks publicaties over historisch gebruiksglas. Want voortaan gaan we de integrale teksten en foto’s van elk symposium in zo’n boekje publiceren.

 

jaarboek-2017